Ik loop over een dijk. Deze grenst aan de ene kant aan water, zee. Op zee is het mistig, aan de andere zijde is het al grasland. Op de dijk maak ik met iemand een wandeling en onder het wandelen houd ik een monoloog over ruimte en tijd en hoe ik hiermee kan spelen. Ik heb een horloge aan, grappig want die heb ik niet in reallife, en ik wijs op de horloge om mijn verhaal te onderstrepen: de zilvergrijze horloge heeft geen wijzers.