Ik zit op kantoor en bel mijn leidinggevende op. Het is wat onduidelijk en warrig op het werk, dus ik besluit om zelf contact te leggen. Ik neem zelf het initiatief en vraag een gesprek aan en wil een afspraak maken. Daarop komt geen respons. Ik ruim op en besluit om dan maar te vertrekken. Ik ga via een ijzeren wenteltrap naar buiten en kom op een station uit. In de verte zie ik een, wat aanvoelt als, een oude bekende/vriend staan. Ik ren uitgelaten roepend en juichend naar hem toe. Het voelt voor mij aan als een onderling afgesproken ritueel, wat we opvoeren, iedere keer wanneer we elkaar tegenkomen. Ik spring in zijn armen en wil mijn beklag doen over mijn werk, maar de geluksbeleving is zo groot, dat ik dat helemaal vergeet en we het enthousiast hebben over onze passie, muziek luisteren en welke concerten we hebben bezocht. Het laatste gedeelte, vanaf de wenteltrap, heb ik voor mijn gevoel al eens eerder gedroomd. Dat kwam me zo bekend voor. Dat gevoel had ik al in de droom zelf.