Ik zit met meerdere mensen op de rand van wat in eerste instantie een zwembad zou zijn. We moeten achterover het water in en weg zwemmen. Als ik aan de beurt ben kijk ik naar mijn buik. Daar hangt mijn vel als een soort rechthoekige klep, mijn buik is leeg en de dikke, bobbelige randen sluiten mijn buik niet goed af. Ik kijk naar het water dat zo vies is dat het zwart ziet. Ik wil er niet in want dan komt al die rommel in mijn buik. Een vrouw zegt tegen me dat het heus wel kan en wijst naar een meisje van een jaar of 8 dat aan de overkant op een muurtje met haar benen ontspannend bengelend naar me lacht. Zij heeft ook zo een klep in haar buik maar bij haar ziet alles er dicht en waterdicht uit. Ik zie het niet zitten om in het water te springen. De vrouw duwt me zachtjes aan mijn schouders heen en weer om die klep op zijn plek te krijgen. Dan sluit het beter af maar nog niet goed volgens mij. Ik wil niet het water in. Ik wordt ook niet gedwongen maar toch vertrouw ik het niet. Dan zit ik ineens achter het stuur van een blauwe auto met drie mensen achterin. In het midden mijn oma, in het echt al heel lang overleden, ze is heel groot. Ik rijd met mijn linkerachterwiel in een putje dat snel groter word. Dan zakt de auto tot hij rechtop achterover staat, in de put en elk moment naar beneden kan storten. Ik besef dat we heel stil moeten blijven zitten. Ik maak me ongerust om mijn oma en baal dat dit gebeurd is maar ze blijft rustig. Zoals ze altijd lief en geduldig was. Om ons heen lopen heel veel mensen die in eerste instantie weg lopen, dan blijken ze uit iets wat een garage lijkt touwen gehaald te hebben. Dan gaat het snel en makkelijk, binnen een tel zitten de touwen aan de zijkant aan de auto vast en worden we met gemak van de put weg getrokken.