Ik ben op mijn werk en mijn collega vraagt of ik het formulier al klaar heb. Ik was dat vergeten. Dan gaat mijn werktelefoon. Terwijl ik mijn naam zeg, besef ik me dat ik amper kan praten omdat mijn mond vol snoep zit. Ook hoor ik de vrouw aan de andere kant niet goed en ik zet het geluid harder tot ik haar werk hoor. 'Sorry, ik heb het eerste gedeelte van wat u zei niet verstaan, ondertussen loop ik even naar een ruimte waar ik rustig kan praten,' zei ik. Daar wilde ik ook mijn snoep uit tuffen. Ik kom in een rommelige ruimte waar twee lijken blijken te liggen die nog een klein beetje leven. De lijkenzakken zijn half doorzichtig. Ik excuseer me naar de lijken en wil op zoek gaan naar een andere ruimte die ik niet kan vinden.