k zit in een trein, het is donker, oud en er is niemand. Ik heb mijn weekendtas met spullen bij me. Ik voel me een beetje dronken, raar en gedesoriënteerd.Ik zwalk, en struikel over kreukels in de metalen vloer. Mijn vriend staat in de verte, hij is doorzichtig. Ik probeer hem te benaderen, maar ik ga dwars door hem heen met mijn handen. Dan verdwijnt hij, en ik zie dat er mensen op de stoelen zitten. Een mevrouw waar ik naast ga zitten kijkt erg verbaasd zegt “Waar kom jij vandaan? Waar zat je net? Wie ben jij?”. De trein stopt, en de deuren gaan open. Ik probeer uit te stappen, maar de deuren gaan weer dicht net voordat ik wil uitstappen, en ik zit vast met mijn haar. Ik trek mezelf los, en trein gaat verder. Ik loop door de trein. Het is nog steeds donker, en de mensen kijken alleen maar voor zich uit. Overal liggen kleren en spullen van mij op de grond. De trein stopt, maar de deuren gaan niet open. Er word omgeroepen: “De trein gaat verder, want dit station ligt onder vuur”. Paniek begint. De mensen schreeuwen, en bonken op de deur. Ik hoor ook paniek en schreeuwende mensen vanaf het station, samen met pistoolschoten. Ik voel me raar, en ga met mijn rug tegen de muur van de trein op de grond zitten. Volgende station, en het lukt me uit te stappen. Ik kijk achterom, en alle mensen in de trein kijken naar me. Angstaanjagende, vervormde gezichten. Ze kijken alsof ik gek ben, en ik voel schaamte. De gezichten maken me heel erg bang. Er is niemand op dit donkere, verwaarloosde station, en loop met mijn weekendtas richting de roltrappen. Dan word ik wakker, en ik ben nog steeds angstig.