Ik onthoud mijn dromen vrijwel nooit, maar deze herinner ik me vrij levendig. Ik was met een vriend aan het wandelen in de stad. We hoorden gerommel van politie in een groot landhuis. Alhoewel we niks verkeerds hadden gedaan hadden we ook geen zin in een confrontatie met de politie dus we maakten een klein sprintje zodat ze ons niet zouden zien. Dit trok de aandacht van de politie en een achtervolging ontvouwde zich. We vluchtten naar een tentje achter een hek en ze zagen ons niet meer. Maar dan brak er verderop in een langgerekte bovengrondse parkeergarage brand uit. We zijn zelf geen slachtoffer, maar ik zie wel een man die dat wel is: hij is weliswaar niet verbrand, maar hij heeft een ingedeukt hoofd alsof er geen hersens meer inzitten. Hij ligt op een brancard. De man klaagt dat de pijn ondragelijk is. Dat is het punt waarop ik wakker schrik.