Ik klim op een ladder door de wolken in het donker,
tot ik boven ben aangekomen en me in een soort donkere kamer bevind,
hoewel er geen muren zijn.
Er zijn twee dingen, links voor me is een poort en rechts staat een kist.
Het is alsof ik een keuze heb waar ik naartoe wil,
zonder na te denken kies ik voor de kist en loop ernaar toe.
Ik sta bij de kist en probeer die te openen, dat lukt niet en ik raak gefrustreerd en wanhopig.
Dan merk ik dat de kamer aan het instorten is en alles word zwart.
Ik val, en er verschijnen weer beelden.
Onder me is vuur en boven me zijn wolken, ik zweef in het midden en tol achterover waardoor ik om en om het vuur en dan weer de wolken zie.
Het beeld vervaagt weer en gaat over in een ander beeld.
Ik sta nu in een kale, vlakke woestijn, er zijn overal hittegolven.
Heel ver in de verte staat iemand met één oog naar me te kijken.